Laatst ging ik aan de wandel met mijn lieve wandelmaatje Jan. Jan is een schat, die weet heeft van mijn spierziekte. Je een goed beeld daarvan vormen is echter lastig, zo ook voor Jan.
Jan wil altijd graag snel en lange tochten lopen. Ik vroeger ook, we waren immers niet voor niets goede wandelmaatjes.
Dus wij deze zaterdag aan de wandel. De HeuvelrugNatuurwandel4daagse. Echt super leuk, met een boekje 4 routes lopen van 20 km. Dag 2 was vandaag aan de beurt. Start in Maarn, langs de piramide van Austerlitz en zo weer terug naar Maarn.
Alleen wilde het deze dag niet lukken met lopen. Ik slofte de hele tijd, kreeg mijn benen niet van de grond af, zo maf. De 21 km die we moesten lopen leek een onoverbrugbare afstand. Hoe kwam ik in hemelsnaam weer bij de auto terug? Hoe moest ik dit gaan volbrengen, na 5 km stonden mijn benen al in brand. Maar ja, ik geef geen grenzen aan, dus doorgaan. ‘Kom op zeg, dit kan ik. Mijn spieren doen het gewoon nog’ sprak ik mezelf vermanend toe.
Het zal na zo’n 8 kilometer zijn geweest toen het dan ook gebeurde. Jan liep voor mij uit en ik bleef haken achter een boomworteltje. Die voeten kon ik immers niet meer optillen. Boem daar lag ik languit. Geschaafde en vieze handen en een grote blauwe plek op mijn been als resultaat. Gelukkig me niet al teveel pijn gedaan.
Jan vond het wel grappig, ‘je was net een blubbende vis in het water’ aldus zijn nuchtere feedback. Ik voelde me meer een vis op het droge, daar zo languit op het pad.
Mentaal was er iets stuk. Normaal kan ik er wel om lachen en zie ik de humor er wel van in en ook nu deed ik weer net of het me niets deed. Maar al doorsloffende merkte ik dat mijn humor en humeur me deze keer danig in de steek lieten. Zelfs Jan werd er stil van. Hij schrok elke keer als mijn voet weer ergens tegenaan schopte. Bang dat ik weer om zou vallen. Het lukte me met veel doorzettingskracht om de auto te halen. Kapot was ik.
Jan vroeg of ik nog een keertje mee wilde op het XLKlompenpad van 27 kilometer. En waar ik vroeger steeds zei ‘ja dat wil ik, ik kan dat nog, ik ga ervoor’ had ik nu toch echt mijn limiet bereikt. Ik kan gewoon niet meer zo ver. Er zit een begrenzing aan mij en aan mijn nieuwe kunnen.
En nu, nu geef ik eindelijk mijn grens aan. “Nee Jan, ik ga het niet meer redden”.
(om privacy redenen is de naam Jan gefingeerd)
Reactie plaatsen
Reacties