Via mijn website kom ik in aanraking met een lotgenoot. Ik word uitgenodigd om een keer langs te komen en daar geef ik graag gevolg aan. Na even zoeken kom ik op de gang van het appartementencomplex waar een mooie, grote scootmobiel staat te pronken. Daar is mijn eerste confrontatie, slik, zover ben ik gelukkig nog (lang) niet.
Een allerliefst persoon doet de deur open en als ik binnenkom staan er nog meer aangepaste meubels in de woonkamer. De lotgenoot loopt langzaam voor me uit, steun zoekend en we nemen plaats aan tafel. Ook leer ik de huisgenoot kennen, een zeer zorgzaam type. Wat een lieve mensen en wat een enorme zorg voor elkaar. We praten lang met elkaar, over en weer is er veel herkenning. Het is fijn om zo even te sparren en te spuien.
Wat een verlies. De lotgenoot is 20 jaar ouder dan ik ben en kan echt zoveel minder. Dus als ik hun appartement verlaat ben ik zwaar onder de indruk. Het raakt me om de lotgenoot zoveel slechter te zien dan ik nu ben. Ik schaam me diep over al mijn (meestal innerlijke) gezeur over mijn pijntjes, mijn branderige gevoel, mijn moeheid.
De lotgenoot heeft zoveel meer verloren in de afgelopen 20 jaar. Niet meer naar buiten kunnen om te wandelen of te fietsen, te kunnen bewegen, te kunnen kamperen -hun grote liefde-, te kunnen leven zoals ze echt willen. Steeds meer kleine stapjes in het minder kunnen.
Het opent een deur voor mij, een blik op mijn toekomst. Wanneer komt bij mij de scootmobiel, het moment van niet meer kunnen wandelen, de aangepaste auto, de gelijkvloerse woning? Ga ik al die stappen heel bewust meemaken met de nodige weerstand of zal het heel onbewust gaan en het er opeens zijn? Ga ik er tegen vechten of ga ik het omarmen omdat die hulpmiddelen mijn leven gaan verrijken?
Als ik nu naar mezelf kijk, dan heb ik ook al de nodige aanpassingen gedaan. Ik rijd nu in een automaat omdat schakelen niet meer ging. Ik heb een enkelbrace voor de langere wandelingen. Ik heb kneedballetjes om mijn handen los te houden. Ik ga maandelijks naar een masseur en heb wekelijks fysio voor de balans. Ik werk nog maar 24 uur per week in plaats van 32. Nu ik het zo opschrijf merk ik hoeveel ik al moet laten en ik sta nog maar aan het begin. In vergelijking met de lotgenoot ben ik nog superactief en kan ik nog heel veel. Dus ik heb geen enkele reden om te klagen. Maar het is wel mijn voorland en daar ben ik diep van onder de indruk.
Wat me het meeste is bijgebleven van het bezoek aan lot- en huisgenoot is hun enorme liefde voor elkaar. De zorg voor elkaar, hun kracht om te dealen met de dingen die niet zo goed gaan. Ze kijken vooral naar wat er nog wél kan en hoe ze hun leven zo kunnen inrichten dat ze ervan kunnen genieten. Ondanks alles, daar blijven ze voor vechten.
Door de geopende kier zie ik pijn en verlies, maar ik zie vooral kracht en doorzettingsvermogen om er het beste van te maken. Die kracht, díe neem ik gelukkig mee.
Reactie plaatsen
Reacties